blogartikelen

Als ik een training geef is die altijd tot in de puntjes voorbereid.

Ik heb daar een draaiboek voor en werkelijk alles staat daarin.

Van minuut tot minuut leg ik vast wat ik wil zeggen, wat ik moet doen, wat de deelnemers gaan doen, wat ik nodig heb, wat zij nodig hebben, wat ik klaar moet zetten, etc.

Ik laat werkelijk niets aan het toeval over.

Dat betekent niet dat ik het draaiboek ook zo uitvoer.

Een training is altijd dynamisch en dus moet er tussendoor regelmatig bijgestuurd worden.

Ik kom nog weleens trainers tegen, die dat zeker proberen, maar die het lastig vinden om te bepalen hoe ze dat het beste kunnen doen.

Hoe weet je nu in welke richting je je training moet bijsturen?

Wat mij daarbij erg helpt, is dat ik weet wat mijn deelnemers willen leren.

Gelukkig werk ik altijd met de doelpunttechniek, waardoor dat voor mij vanaf het begin van de training duidelijk is. (Weet je niet wat de doelpunttechniek is? Lees dan eerst dit artikel even: doelpunttechniek.)

Natuurlijk ben ik de hele training in contact met m’n deelnemers, en kan ik daardoor al best goed inschatten welke bijsturing nodig is.

Toch weet ik het liever concreet. Stap 3 van de doelpunttechniek helpt me daarbij.

Een werkvorm die ik daarvoor regelmatig inzet is ‘Aha-momenten’:

• Geef elke deelnemer een paar post-its
• Schrijf ‘AHA’ bovenaan een flap op de flip-over, trek een horizontale lijn redelijk onderaan de flap en teken in het vak eronder een vraagteken.
• Geef de volgende instructie:
  • Toen je hier vanmorgen binnenkwam had je een bepaalde verwachting. Je had jezelf een doel gesteld. Je had bepaalde ideeën en je had bepaalde vragen.
  • Nu zit de eerste trainingsdag erop. Denk eens terug aan wat we vandaag gedaan hebben. Aan … (som de leeractiviteiten en onderwerpen die aan bod zijn geweest op), aan al die dingen.
  • Op welk moment vandaag heb jij gedacht: ‘AHA!’ Het kan een groot of een klein inzicht geweest zijn, het kan een ervaring zijn die je gehad hebt, dat maakt niet uit. Schrijf het moment op een post-it en plak het op de flap. Je mag zoveel post-its gebruiken als je wilt.
  • Welke vragen spelen er op dit moment bij jou? Op welke vraag zou je morgen graag een antwoord willen hebben? Noteer die ook op een post-it en plak hem op de flap. Ook hier mag je zoveel post-its gebruiken als je wilt.
• Als alle deelnemers klaar zijn met briefjes plakken, noem je de AHA-momenten op. Je hoeft ze verder niet te bespreken, alleen benoemen is genoeg.
• Vervolgens lees je de vragen voor en belooft (indien mogelijk) dat deze morgen aan de orde komen. Als dit niet kan, geef je aan hoe/wanneer deze vraag wél beantwoord kan worden.

Zoals ik de werkvorm hierboven beschreven heb, zet ik hem in aan het eind van een eerste trainingsdag bij een meerdaagse training. Als ik hem tijdens een ééndaagse training inzet, doe ik hem net voor de lunch.

Door de vragen die de deelnemers opplakken wordt in één keer heel concreet duidelijk in welke richting ik moet bijsturen.
Naast het feit dat deze werkvorm heel nuttig is, is hij ook erg leuk om te doen. Het benoemen en delen van de Aha-momenten voelt ook een beetje als het vieren van behaalde successen. De deelnemers en ik hebben daar altijd veel plezier in. Prettige bijkomstigheid is, dat de werkvorm niet heel lang duurt: aan 10 minuten heb je genoeg.

Ga jij hem ook uitvoeren? En wil je me dan laten weten hoe het je vergaan is? Ik ben heel benieuwd naar jouw ervaringen!

Vond je dit artikel waardevol? Deel het dan met andere trainers voor wie het ook waardevol kan zijn. Dat kan bijvoorbeeld via LinkedIn, Twitter, Facebook of Google+. Alvast hartelijk dank daarvoor!